Nieuws

Verdienmodel verenigingen

Hoe kan men in een vereniging genoeg geld binnenhalen om de doelen te bereiken en hoe belangrijk is contributie daarbij? Vragen waar veel verenigingen mee worstelen en die ook een belangrijke plek hebben gekregen in het Nationaal Verenigingsonderzoek (NVO) van De Nederlandse Associatie.  

Daarom was verdienmodellen het onderwerp van de eerste Q-sessie van DNA, uitgediept door Peter Noordhoek, IBVV, en Marc Mestdagh, BSAE.

Verdienen om te dienen
Verenigingen halen geld bij elkaar om de gedeelde doelen te realiseren en de leden te dienen. Contributie is dan geen gekke manier om geld bij elkaar te brengen en zorgt in verenigingen voor gemiddeld 51% tot 77% van de inkomsten. De meeste verenigingen boren ook andere geldstromen aan om iets minder afhankelijk te zijn van contributies alleen. Daarbij kan ook meespelen dat de vereniging resultaten realiseert voor een grotere groep (of een andere groep) dan alleen de leden en daarvoor zoekt naar aanvullende middelen. Voor concrete diensten en producten aan individuele leden en (nog)niet-leden wordt vaak individueel afgerekend. Dat noemen we retributie.

Hoe willen verenigingen verdienen?
Opvallend resultaat uit het NVO is, volgens Noordhoek, dat verenigingen die relatief minder inkomsten uit contributie halen, eigenlijk meer contributie willen. Ze hebben al van alles ondernomen om andere inkomstenbronnen aan te boren. Verenigingen die relatief veel inkomsten uit contributie halen, zouden nog wel wat meer geldstromen willen aanboren, met name via subsidies en sponsoring. Belangrijkste les is misschien dat contributie bij de vereniging hoort. De vraag is hoe dit dan met succes wordt ingezet.

Financieringsmodellen
Marc Mestdagh heeft het daarom over financieringsmodellen voor non-profit. Het gaat bij contributie, dus individueel bijdragen aan het collectief, om verschillende problemen. Een daarvan is de steeds terugkerende vraag of de contributie lager kan. Duurzaam bijdragen aan een collectieve toekomst lijkt strijdig met de wens van leden om onmiddellijk te profiteren in het nu. Een tweede is de trend om dan maar zoveel mogelijk producten en diensten individueel te leveren, maar dat maakt de leden tot klanten en klanten shoppen. De derde is de drang om andere verdienmodellen op te nemen die de vereniging uit elkaar kunnen trekken. Met een ondernemende bril op ontwikkelt u andere zaken dan met een verenigingsbril en wanneer een subsidiegever bepaalt, kunt u niet altijd het collectieve belang de doorslag laten geven. 

Meervoudige waardecreatie
De oplossing volgens Mestdagh is om af te stappen van het denken als een onderneming, maar te denken als een vereniging over de marketing. Hoe kijkt de organisatie naar de leden en het lid naar de organisatie?  Ga niet langer op jacht naar klantleden maar verleid leden om binnen te komen en realiseer dat u leden echt moet leren lid te zijn. Hij schetst drie inzichten.

  1. Werk vanuit een collectiverende aanpak, gefocust, uniek en met duurzame impact. Werk aan de echt gedeelde doelen, doe dingen die alleen wij kunnen, en houd oog op een duurzame bijdrage aan de samenleving  (SDG).
  2. Het lidmaatschap is geen transactie, maar geeft toegang tot. Stop met lijstjes met voordelen en laat zien wat het lidmaatschap mogelijk maakt. Marc gebruikt het beeld van een rugzakje, met inhoud en logo, voor het lidmaatschap.
  3. Werk met gemixte financiering in projecten en zoek samenwerkingen met partners en sponsors in het ecosysteem van de vereniging. Denk bijvoorbeeld in het quadruplehelix model: overheid, onderzoekers, ondernemingen en middenveld/burgers werken samen aan projecten. Dit zal meestal zijn met een deel van de leden. Een belangrijke toets is de legacy die dit oplevert: gaat dit uiteindelijk iets opleveren voor alle leden.

Hefbomen
Noordhoek gebruikt een variant van een model uit zijn proefschrift dat kan helpen om te bepalen wat voor type vereniging u bent. Met op de y-as Profit (boven) en Non-profit (onder) en op de x-as Gesloten (links) en Open (rechts). Daarin plaatst hij de verenigingsactiviteiten die de vereniging optimaliseren, zoals subsidie, retributie, administratie, familie, coöpteren – en activiteiten die de vereniging veranderen, de hefbomen, zoals commercialiseren, digitaliseren, deelnemen, dynamiseren, collectiveren. Zijn advies is om die activiteiten op te pakken die passen bij uw type vereniging en zo de leden te dienen met een passend inkomstenmodel.

Bron: DNA